Er stond in brabants land kasteel van steen en zand bewoond door graaf diederik Jacinta aan zijn hand Ze woonden daar gelukkig ze woonden daar plezant Van Bergeijk, van bergeijk van bergeijk tot eersel ze woonden daar plezant
Fidello del Flasco de minstreel van het hof ik ben een rare jongen maar verder ben ik tof ik speel vrolijke liedjes en drink graag op de pof Van Bergeijk
Jacintha de gravin de vrouw van het kasteel getrouwd met graaf diederik daarvan houdt zij heel veel De mooiste vrouw van het land een huid zo wit als sneeuw Van Bergeijk…
Philippe du paturain een beetje stijve vent de dienaar van Jacintha hij zit graag op z’n krent vol met rare streken daar zijn wij aan gewend Van Bergeijk…
Sijntje Sientje Saartje koken is hun vak ze maken lekkere dingen van griesmeel tot gebak zonder pan in handen zijn ze niet op hun gemak van Bergeijk… |
Sandala de Magier een wijze oude man die heel goed toveren kan en ook genezen kan met z’n toverspreuken Houdt hij je in de ban van bergeijk…
Hak de beul die engerd pas daar maar goed voor op want als je iets verkeerd doet dan kost ’t zo je kop hij werkt met bij en hakblok en soms ook met de strop van Bergeijk…
Pol de koene ridder gezeten op z’n paard getooid in glimmend harnas en met een stoere baard kan vechten als de beste is meer dan tien man waard van bergeijk…
Dwarrel is de hofnar de dwaas van het kasteel hij maakt voortdurend grappen en plagen doet ie veel is hij echt zo dom of speelt ie soms toneel Van bergeijk…
De week is nu ten einde het feest dat is gered na een week vol spanning gaan we nu dan straks naar bed en als we morgen op staan is ’t over met de pret Van bergeijk
|